Zes graden; Onze toekomst op een warmere planeet – Boekbespreking

De wetenschapsjournalist Mark Lynas schreef “Zes Graden” (1) . Na Al Gore’s “Inconveniant Truth” is dit een belangrijke en toegankelijke poging om door te dringen tot een menselijke samenleving die murw geslagen schijnt door alle klimaatprognoses. Lynas is bereid om elk wetenschappelijk inzicht ter discussie te stellen; een scepticus in gezonde positieve zin. Dit in flagrante tegenstelling met de Deense “skeptical environmentalist” Bjørn Lomborg, die acht jaar geleden beweerde dat alles wel meeviel. De realiteit valt NIET mee. Het boek biedt zes hoofdstukken over een wereld met één, twee , ….., zes graden opwarming.

Nieuwsbrief_2009_november_Page_05_Image_0001Eén graad (2) . We zijn nu net voorbij halfweg één graad en dat is voor iedereen merkbaar en moet iedereen doen vrezen voor vergaande consequenties bij voortzetting van de trend. De consumptiemaatschappij probeert de ogen nog te sluiten, maar politici worden wakker: Er komt in december een Kopenhagen klimaattop, waar het onderstaande zeker aan de orde moet komen.

De één-graads wereld laat zich aflezen uit onderzoek van duizend jaar natuurlijke historie. Zo heeft langdurige droogte in pre- Columbiaans Amerika inheemse culturen ten val gebracht: reeds bij minder dan één graad verdwijnen er al gletsjers in essentiële ecosystemen: de Kilimanjaro, in de Arctis, in de Alpen. Ernstig en niet eenvoudig, maar een niet overbevolkte wereld kan leven met die ene graad.

Twee graden wordt ernstig voor de mens, maar rampzalig voor een “Sharing the Planet” (3) met alle levensvormen die willen blijven leven. De ernst valt al af te lezen uit paleobotanische studies van het Holoceen na de laatste ijstijd en van het Eemien, de interglaciale warmteperiode 130.000 jaar geleden. Die studies geven zicht op de consequenties van global warming in een nabije toekomst: veranderende moessons doen een aanslag op landbouwarealen; marine biologen vrezen dat na 2050 grote delen van de zuidelijke oceanen verzuren en giftig worden voor kalkhoudend leven; bosbranden en grootschalige oogstverliezen. Twee graden is een ramp voor een overbevolkte planeet, maar een aanzienlijk deel van die bevolking kan overleven, onvoorziene tegenvallers voorbehouden. Dit geldt echter allerminst voor plant en dier; de biodiversiteit zal hevig worden aangetast; van “Sharing the Planet” is geen sprake meer.

Drie graden. Dat heeft zich het laatste miljoen jaar niet voorgedaan. Voor een analogie moeten we – aldus Mark Lynas – teruggaan naar het warme Plioceen, drie miljoen jaar geleden. Toen hadden Andes en Himalaya al ongeveer hun huidige hoogte, toen waren de Atlantische- en Stille oceaan al van elkaar gescheiden door de Midden-Amerikaanse landengte en waren de oceaanstromingen al ongeveer als nu. Vroege mensenachtigen liepen bipedaal in miniem aantal in Afrika. Dichtbij de Noordpool én bij de Zuidpool is plioceen hout gevonden: in 1997 bij de Noordpool van dennen en in 1995 van beukenstruiken in het Transantarctische Gebergte met nu een gemiddelde jaartemperatuur van -39oC. In dat Plioceen moet er dus een uitzonderlijk warme periode geweest zijn met verder van de polen, op tussenliggende geografische breedtes, extreme hitte en een grotendeels onleefbaar klimaat.

Vier graden. Opdooi van permafrost kan een zelfversterkend broeikas effect veroorzaken door het vanuit onderlagen vrijkomend methaan en andere broeikasgassen. Vier, vijf, zes graden … betekenen een door de mens veroorzaakte apocalypsis. Mijn β-verstand kan het volgen, maar emotioneel is het beschrijven me onmogelijk. Lees het zelf maar in het boek van Mark Lynas. Het mag nooit gebeuren.

In hoeverre is het nog toegestaan om sceptisch te zijn? Eén graad is praktisch feitelijk, twee graden wordt onvermijdelijk met al snel een “95% zekerheid” zekerheid. Pure wetenschap, niet gehinderd door consumptieve economische belangen is vanaf de 1970er jaren binnen opgegeven betrouwbaarheidsgrenzen consistent is geweest in uitspraken over het broeikaseffect. Al meer dan een eeuw staat natuurkundig vast dat CO2 het klimaat beïnvloedt. In hoeverre? Dat bleek kwantitatief een moeilijke vraag voor klimatologie, oceanografie, chemie, biologie in complexe ecosystemen. Maar in de jaren 1970-1980 kwam er toch een breed gedragen consensus onder natuurwetenschappers. Namelijk: “Verdubbeling van CO2 concentratie zal de temperatuur doen stijgen met 3 ± 2 oC” Vanwege het grote belang initieerde de Amerikaanse Academie van Wetenschappen een grondige studie. Die studie bevestigde in 1982 de waarde van 3 oC met een kleinere (maar belangrijke) foutenmarge: “Verdubbeling van CO2 concentratie zal de temperatuur doen stijgen met 3 ± 1½ oC” Nu, na bijna drie decades van gestaag en intensief onderzoek, staat deze waarde in zijn algemeenheid nog steeds overeind binnen de nog altijd grote onzekerheidsmarges met medeneming van andere broeikasgassen in “CO2 equivalenten”. Men spreekt over de gemiddelde temperatuur van de atmosfeer op zeeniveau. De waarschijnlijkheidsverdeling is niet meer strikt normaal (Gaussisch) verdeeld rond de meest aannemelijk geachte waarde (3 o C), maar voor hogere waarden schuift de afnemende staart van de verdeling in veel publicaties door van 3 + 1½ = 4½ naar niet uit te sluiten temperaturen van 5 of zelfs 6 o C.

Vereenvoudigd: met 3 ± 1½ wordt 3 aangenomen als meest waarschijnlijke waarde met minimum en maximum van 1½ en 4½ o C waaraan nog altijd een van 5% wordt toegekend. Binnen de later toegevoegde onzekerheden spreken we dus over een temperatuurstijging tussen 1½ en 5 of zelfs 6 o C, met 3 o C als meest waarschijnlijk. In vroegere Pugwash-publikaties 2 wijzen Arthur Petersen en Bob van der Zwaan op het voorzorgsbeginsel (precautionary principle). Met dat beginsel moeten ook de waarden hoger dan 3 o C bij iedere besluitvorming meegewogen worden.

Dit alles verhult een spel van Russische roulette. Onze consumptiemaatschappij draait aan knoppen waarvan de werking onbekend is en waarbij korte-termijn gewin overheerst. “Het ijs van de Noordpool smelt” en sommigen denken aan vrijkomende mineralen en economisch profijt. Democratie wordt wel de minst slechte regeringsvorm genoemd, maar ze zal moeten consuminderen –goedschiks of kwaadschiks – om aan het drie-graden scenario te ontkomen. De boodschap is duidelijk, maar een collectieve wil om drastisch in te grijpen is nog niet zichtbaar. Een aan consumptie verslaafde democratie wacht af tot het water tot aan de lippen komt. Onze democratie had vier decennia (Club van Rome 1972) en drie decennia geleden (1982, bovengenoemd) moeten ingrijpen. Voor een ieder die wou zien werd het toen al duidelijk dat het duurzaan dragend vermogen van de planeet 3 was overschreden, deels onomkeerbaar. Nu moet het zijn: stop!

Ware er een bovenaards gezag – een rechtvaardige koning, keizer, groot-inquisiteur –, het zou zeggen: “Overconsumptie, overbevolking, extinctie van levensvormen, oneindige mobiliteit, …ze zijn niet toegestaan”. De nabije toekomst zal er een zijn met ingrijpende veranderingen, goedschiks of kwaadschiks. Hoe treden we die toekomst tegemoet; dociel of met hoog oplopende spanningen?

Pugwash blijf alert: niet met het recht van de sterksten, niet met kernbewapening.

door Johan van Klinken

(1.) Mark Lynas: Zes graden: Van Arlkel 2008, ISBN 978 90 6224 476 8, www.marklynas.org

(2.) Arthur C.Petersen: Simulating Nature; Spinhuis 2006, ISBN 978 90 5589 280 8

(3.)Pugwash uitgaven: “Sharing the Planet”, Eburon 2003, ISBN 90 5166 986 0 “Van grenzen weten”, Pugwash-Oikos. Damon 2006 ISBN 90 5573 715 1

 

Laat een bericht achter